Ga naar hoofdinhoud

Carnaval en inbreuk op intellectuele eigendomsrechten?

Carnaval en inbreuk op intellectuele eigendomsrechten?

Ook tijdens carnaval houden intellectuele eigendomsrechten de gemoederen bezig. De rechtbank Den Haag heeft op 5 februari 2015 in een kort geding een uitspraak gedaan over carnavalskleding.

Wat was er aan de hand?

Er was een onderneming die vanaf 2007 jaarlijks een collectie carnavalskostuums op de markt bracht. De carnavalskostuums zijn auteursrechtelijk beschermde werken. In 2010 zijn bij overeenkomst kort gezegd alle intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de collecties carnavalskostuums door deze onderneming aan X overgedragen. Kort daarna ging de onderneming failliet. De voormalig eigenaar van de failliete onderneming is vervolgens een nieuwe onderneming gestart die vanaf 2011 ook carnavalskleding op de markt brengt. Deze carnavalskleding vertoonde grote overeenkomsten met de collecties waarvan de rechten aan X werden verkocht. X was het er niet mee eens en schreef al in augustus 2011 een brief waarin werd verzocht om de verkoop van de kleding te staken. Daarop volgende een radiostilte van 3 jaar. Bij brief van 12 december 2014 heeft X echter weer een sommatiebrief geschreven. Omdat daarop niet naar de zin van X werd gereageerd, ging X naar de rechtbank Den Haag voor een kort geding en vorderde staking van de inbreuk op haar auteursrechten, dan wel van de slaafse nabootsing van de carnavalskleding.

De voorzieningenrechter oordeelt dat X geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en verklaart X niet-ontvankelijk. Hierbij weegt de voorzieningenrechter mee dat X drie jaar heeft gewacht na haar eerste sommatie, terwijl de gedaagde al die tijd de carnavalskleding gewoon heeft verhandeld. Ook wordt meegewogen dat X zelf sinds 2011 niet meer actief op de markt voor carnavalskleding is. Het is onvoldoende aannemelijk dat X plannen heeft om de markt weer te betreden en dat die plannen al vóór of tijdens het carnavalsseizoen van 2015 verwezenlijkt zullen (kunnen) worden. Het belang van de gedaagde om haar activiteiten vlak voor en tijdens de carnavalsperiode – de belangrijkste verkoopperiode van het jaar – voort te kunnen zetten weegt zwaarder. De gedaagde mag de carnavalskleding dus voorlopig gewoon blijven verkopen.

De les die uit deze uitspraak kan worden getrokken is dus dat stilzitten kan worden afgestraft. Als X meteen in 2011 had doorgepakt en toen een kort geding had gestart, was er waarschijnlijk wel voldoende spoedeisend belang geweest. Normaal gesproken wordt in kort gedingen met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten door de aard van het geschil (het stoppen van inbreuk) een spoedeisend belang namelijk op voorhand aangenomen.
Wordt u geconfronteerd met een inbreuk op uw intellectuele eigendomsrechten, kom dan op tijd in actie en wacht niet te lang.

Wilt u meer weten neem dan contact op met mevrouw mr. Christel van den Reek.

Back To Top