Ga naar hoofdinhoud

Wob-verzoek over unieke bezoekersaantallen

Wob-verzoek over unieke bezoekersaantallen gemeentewebsites

Nog iedere week worden er bij de rechtbanken in ons land en bij de Raad van State zaken behandeld over het indienen van een verzoek op grond van de Wob (Wet openbaarheid van bestuur). Er blijkt nog steeds een hoop onduidelijkheid en/of discussie te bestaan over het fenomeen Wob-verzoek.

Inmiddels is redelijk algemeen bekend dat met een beroep op de Wob gevraagd kan worden om het openbaar maken van documenten. Degene die dacht dat dit een relatief nieuw fenomeen is komt bedrogen uit: de Wet openbaarheid van bestuur is eerst in 1980 en in de huidige vorm op 1 mei 1992 in werking getreden. Reden dat de wet de afgelopen 2 à 3 jaar zo veel besproken is, heeft te maken met het misbruik dat er van werd en nog wordt gemaakt.

Met ‘misbruik’ wordt bedoeld dat er soms om openbaarmaking van informatie wordt gevraagd waar mensen niet daadwerkelijk in geïnteresseerd zijn, maar waarbij het verzoek zo algemeen of onduidelijk wordt geformuleerd dat de gemeente niet op tijd kan beslissen op het verzoek. Voorheen werden dan door de gemeente dwangsommen verbeurd. Inmiddels is de Wob uitgezonderd van die dwangsomregeling in de Awb en sindsdien wordt gemikt op een proceskostenvergoeding bij een geslaagd (hoger) beroep. Het aanhoudende misbruik van het Wob-verzoek kost de overheid veel geld, wat ten koste gaat van andere noodzakelijke uitgaven.

Een actuele zaak die er voor mij persoonlijk uitspringt speelde zich af in Vught – waar ik lang heb gewoond – en daarover is op 15 februari jl. door Raad van State een uitspraak gedaan.

Misbruik van de bevoegdheid om met een Wob-verzoek documenten op te vragen werd in die zaak overigens niet aangenomen, ondanks dat de verzoeker – die vroeg om openbaarmaking van documentatie waaruit het aantal unieke bezoekers van de website van de gemeente Vught blijkt – zelf niet in Vught (maar zelfs buiten Noord-Brabant) woonde en ook niet de moeite had genomen om de zittingen in bezwaar en beroep bij te wonen.

Toch is die zaak interessant, omdat het verzoek betrekking heeft op de registratie van websitebezoekers en het daarmee dus om elektronische gegevens gaat. Volgens vaste rechtspraak van de Raad van State zijn elektronisch vastgelegde gegevens óók ‘documenten’ zoals bedoeld in art. 1 onder a Wob; de wet is dus ook daarop van toepassing en dat betekent dat niet alleen om openbaarmaking van papieren documenten maar ook van elektronisch opgeslagen gegevens kan worden gevraagd.

Zoals gezegd, vaste rechtspraak en dus niets nieuws, maar toch interessant. Want hoe ver kan zo’n verzoek gaan?

De gemeente Vught gaf in deze zaak aan dat er wel bezoekersgegevens worden opgeslagen in een database, maar dat dit automatisch gebeurt. Om te kunnen achterhalen hoeveel ‘unieke’ bezoekers er zijn geweest, moeten die gegevens worden bewerkt. Dubbele bezoekers zouden er, zo stelt de gemeente, handmatig uit moeten worden gefilterd. Dit betekende dus dat de gemeente, om aan het verzoek te voldoen, de bestaande automatisch gegenereerde documenten zou moeten bewerken en zelfs een nieuw document met zo’n overzicht moeten maken. Een document met enkel unieke bezoekers van de website bestond immers niet, aldus de gemeente Vught.

Hierop liep de zaak uiteindelijk stuk voor de verzoeker: op de gemeente rust géén verplichting om bestaande documenten te bewerken en/of verwerken tot een nieuw document, om zo aan het verzoek te voldoen. De gemeente hoeft dus niet “op verzoek” van de burger nieuwe documenten op te stellen en openbaar te maken. Althans, dáárvoor is de Wob niet bedoeld. Wanneer iemand weet of vermoedt dat een bepaald (type) document bij een bestuursorgaan berust, dan kan hij om openbaarmaking vragen. Stelt het bestuursorgaan dat zo’n document niet bestaat, nooit heeft bestaan of niet meer bestaat, dan wordt er op vertrouwd dat dit klopt. De aanvrager zal dan het tegendeel aannemelijk moeten maken, wat geen eenvoudige klus is.

Als we vinden dat de democratische controle op een open en transparante overheid zó ver moet gaan, dat we inzage zouden willen in de aantallen unieke bezoekers van overheidswebsites, dan zouden de regels voor het registreren en bewaren van dat soort gegevens opgesteld/aangepast moeten worden. Hoewel ik me afvraag welk belang hiermee echt gemoeid is, ligt de beantwoording van die vraag vooral in het politieke speelveld.

Ik blijf intussen voor particulieren en ondernemers bezig met advies of bezwaar- en beroepsprocedures over de vraag of een Wob-verzoek al dan niet terecht is toe- of afgewezen. Zo’n procedure kan ook gaan over gegevens die op ú betrekking hebben en door een ander worden opgevraagd. Uw (bedrijfs)privacy kan op het spel staan.

Voor vragen over Wob-verzoeken kunt u contact opnemen met Reinier Ensink van MARK Advocaten, per e-mail of op 076-5335435.

Back To Top