Ga naar hoofdinhoud

Wet lesbisch ouderschap op 1 april 2014 in werking getreden

Wet lesbisch ouderschap op 1 april 2014 in werking getreden

De wet regelt dat de vrouwelijke partner van de moeder – de zogenaamde duomoeder – juridisch ouder kan worden zonder dat daarvoor een gerechtelijke adoptieprocedure nodig is. Haar moederschap kan automatisch ontstaan door geboorte van het kind of door erkenning. Die erkenning gebeurt bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.Ook zorgt de wet ervoor dat lesbische ouderparen en hun kinderen vrijwel dezelfde ouderschapsrechten krijgen als heterogezinnen.

De Wet lesbisch ouderschap strekt ertoe de positie van kinderen die worden geboren in lesbische relaties zoveel mogelijk gelijk te laten zijn aan die van kinderen die geboren worden in heteroseksuele relaties:

  1. Het moederschap van de duomoeder ontstaat van rechtswege als de duomoeder is gehuwd met de moeder van het kind en duidelijk is dat de biologische vader van het kind geen rol zal spelen in zijn verzorging en opvoeding.
  2. In alle andere gevallen kan de duomoeder het kind erkennen.
  3. De mogelijkheid om de rechter te verzoeken om vervangende toestemming voor erkenning, wordt uitgebreid tot de zaaddonor die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
  4. De duomoeder die als levensgezel heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, wordt gelijkgesteld aan de mannelijke instemmende levensgezel. Dit betekent dat: a. het moederschap van deze moeder gerechtelijk kan worden vastgesteld en b. zij alimentatieplichtig is jegens het kind.

Als gevolg van de gelijktijdige wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap per 1 april 2014 kan de duomoeder die het ouderschap van rechtswege door huwelijk, door erkenning of door gerechtelijke vaststelling krijgt, het Nederlanderschap doorgeven aan haar kind (Kamerstukken I 2013/14, 33 032 en 33 514).

Back To Top