Ga naar hoofdinhoud

Omgang tussen grootouders en kleinkinderen

Grootouders hebben vaak een speciale band met hun kleinkinderen en spelen veelal een belangrijke rol in het dagelijks leven van een kind. Er zijn grootouders die hun kind wekelijks op een vaste dag uit school halen en voor ze zorgen; er zijn grootouders waar kinderen, niet wekelijks maar wel regelmatig op bezoek komen of die vaak oppassen. Sommige kleinkinderen zien hun opa en oma minder vaak bijvoorbeeld vanwege de afstand, maar als ze elkaar zien dan wel een hele week, in vakanties, of een lang weekend. Kortom, er zijn allerlei vormen van contact. Het is voor al deze grootouders én kleinkinderen dan ook verdrietig wanneer dit contact door omstandigheden grotendeels of helemaal wordt verbroken. Soms gebeurt dit door scheiding van ouders of door overlijden van één van beide ouders, soms door ruzies. Gelukkig is voor het belang bij dit contact de afgelopen tijd meer aandacht gekomen. Nu ligt er een wetsvoorstel wat het makkelijker zou moeten maken voor grootouders om de rechter te vragen een omgangsregeling vast te stellen met hun kleinkinderen. Hoe zit dit precies en wat verandert er?

Nauwe persoonlijke betrekking

Tot op heden is de drempel in Nederland (zeker ook in vergelijking met andere Europese landen) voor grootouders vrij hoog. Je moest aantonen als grootouder dat je een nauwe persoonlijke betrekking met een kleinkind had, in de praktijk inhoudende dat je structureel contact had met je kleinkind, meer dan het gebruikelijke normale contact. Dit dienden grootouders ook aan te tonen. Pas als dat lukte, kon een rechter inhoudelijk gaan kijken naar het verzoek en beslissen op de verzochte omgangsregeling en wat in het belang van het kleinkind was. In de praktijk kwam een rechter aan die inhoudelijke beoordeling bijna nooit toe omdat de nauwe persoonlijke betrekking vaak niet aan de orde was, niet kon worden onderbouwd of bewezen. In het nieuwe wetsvoorstel wordt tegemoet gekomen aan de belangen van grootouders én hun kleinkinderen bij contact met elkaar, althans bij de ingang die er zou moeten zijn voor grootouders om omgang met hun kleinkind te vragen.

Gevolgen voor de praktijk

Wat zou er veranderen als dit voorstel wet wordt? In dat geval kunnen juridische ouders van een juridische ouder van een kind (dus bloedverwantschap in de tweede graad) per definitie een verzoek tot omgang met hun kleinkind indienen, en zijn dus ontvankelijk in dit verzoek. Of dit in praktijk altijd zo zal werken, moet nog specifieker worden gemaakt. Maar vervolgens, nadat men bij de rechter binnen is, vindt er een inhoudelijke beoordeling van het verzoek en een afweging van alle belangen plaats door de rechter. Dat was voorheen het geval en zou na de invoering van deze nieuwe wet hetzelfde blijven. Het effect van de nieuwe wet (wel of geen toename van omgangsregelingen voor grootouders met hun kleinkinderen) valt of staat dus met de inhoudelijke beoordeling door een rechter. Is het wel in het belang van het kleinkind? Welke omgang is in het belang van alle betrokkenen? Wat als ouder(s) niet meewerken aan het contact/de omgangsregeling tussen grootouders en hun kind? Hoe is dat dan voor een kind die bij die ouder woont? Dat blijven lastige vragen om te beantwoorden. Dat was het al en blijft het nog steeds.

Hoewel het dus fijn is als er meer zaken aan de rechter kunnen worden voorgelegd betreffende omgang tussen grootouders en kleinkinderen, blijft het de vraag wat rechters inhoudelijk met die zaken en belangenafwegingen doen. Mocht de wet er komen, zullen we dat hopelijk gaan ondervinden doordat er meer zaken aan de rechter worden voorgelegd als de toegang tot de rechter dan zou zijn vereenvoudigd. Een eerste stap zullen we maar zeggen, hopelijk naar een breder recht op omgang voor grootouders en kleinkinderen.

Voor vragen of opmerkingen over dit onderwerp, neem gerust (vrijblijvend) contact op met onze familierechtspecialisten Moniek Hofland, Marcella de Maaré en Joyce Heuts.

Back To Top