Ga naar hoofdinhoud

Arbeidsovereenkomst of ratjetoe (deel 2)?

In ons nieuwsitem van 24 januari 2019 berichtten wij al over het dilemma in de rechtspraak over de kwalificatie van de rechtspositie van maaltijdbezorgers van de bezorgdienst Deliveroo. Niet alleen de praktijk maar ook de rechtspraak blijkt voortdurend te worstelen met de vraag hoe de rechtsverhouding op basis waarvan sommige mensen werkzaam zijn moet worden gekwalificeerd. Is er sprake van een arbeidsovereenkomst (met alle rechten en plichten) of een andere rechtsverhouding zoals een overeenkomst van opdracht (zoals bij een zzp-er)? Zeker voor mensen die werkzaam zijn in de zogenaamde platformeconomie is deze vraag niet altijd even gemakkelijk te beantwoorden. Dat bleek maar weer eens uit de eerder door mij besproken uitspraken in de Deliveroo-zaken.

 

Groen/Schoevers arrest

Bij de beantwoording van bovengenoemde vraagstukken is de afgelopen tientallen jaren het arrest van de Hoge Raad in de zaak Groen tegen Schoevers uit 1997 maatgevend geweest. In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat wat tussen partijen als rechtsverhouding heeft te gelden, bepaald wordt door wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond en de wijze waarop ze feitelijk hieraan uitvoering hebben gegeven. Sindsdien heeft dit als uitgangspunt gegolden bij de beantwoording van kwalificatievraagstukken door de lagere rechtspraak.

 

Hoge Raad nuanceert benaderingswijze Groen/Schoevers

Op 6 november jl. heeft de Hoge Raad echter een opmerkelijk arrest gewezen, dat nogal voor de nodige beroering zorgt in arbeidsrechtland. De Hoge Raad heeft namelijk het bovengenoemde uitgangspunt genuanceerd en aangegeven dat de bedoeling van partijen geen rol speelt bij de beantwoording van de vraag of de overeenkomst tussen partijen moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.

 

Kwalificatie van overeenkomst is iets anders dan overeengekomen rechten en verplichtingen

In het arrest van 6 november 2020 maakt de Hoge Raad een duidelijk onderscheid tussen de rechtsvraag hoe een overeenkomst beoordeeld moet worden (arbeidsovereenkomst of niet?) en de vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Die laatste vraag dient volgens de Hoge Raad te worden beantwoord aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf. Als de rechter met behulp van die maatstaf heeft vastgesteld welke rechten en plichten zijn overeengekomen, moet vervolgens worden beoordeeld of die overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst.

 

Beoordeling blijft maatwerk

Feitelijk komt het erop neer dat de Hoge Raad het niet meer zo interessant vindt wat partijen hebben bedoeld overeen te komen (overeenkomst van opdracht of arbeidsovereenkomst). De Hoge Raad zegt dat los van de wil van partijen aan de hand van de overeengekomen rechten en verplichtingen deze vraag moet worden beantwoord. Kortom: maatwerk voor de (lagere) rechter dus.

 

Lastig vraagstuk

Uit het bovenstaande blijkt maar weer eens hoe lastig het soms is om een rechtsverhouding te kwalificeren, zeker als partijen daar zelf niet genoeg rekening mee houden. Immers, de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan een arbeidsovereenkomst zijn geheel anders dan ingeval van een overeenkomst van opdracht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de verplichtingen die werkgevers hebben bij doorbetaling van loon bij ziekte. Tijdig advies inwinnen bij het inhuren van zzp-ers of het als zzp-er werkzaam zijn is dan ook verstandig.

Jan van Gool en Diederik Snelder van MARK Advocaten zijn gespecialiseerd in arbeidsrecht en kunnen u hierbij behulpzaam zijn.

Back To Top